De financiële situatie van veel advocatenkantoren in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand is de afgelopen jaren drastisch verslechterd. Advocaten vinden het daardoor steeds moeilijker om zich te blijven inzetten voor minvermogenden en beëindigen hun praktijk noodgedwongen. Omzetcijfers illustreren dat de nood hoog is. Dat blijkt uit een enquête van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) onder haar leden.
De VSAN heeft onderzoek gedaan naar omzetten en inkomens van advocaten die voornamelijk op basis van toevoeging werken. Aanleiding daarvoor waren de alarmerende signalen van leden die vreesden voor de levensvatbaarheid van hun kantoren door jarenlange bezuinigingen. In 2015 adviseerde de commissie-Wolfsen aan het kabinet over het inkomen dat een advocaat binnen het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand zou moeten verdienen om een zekere kwaliteit van rechtsbijstand te kunnen garanderen. Aangenomen werd dat een inkomen ter hoogte van ambtenarenschaal 12 haalbaar zou moeten zijn.
Uit de enquête naar omzet- en inkomensgegevens van de VSAN blijkt dat zelfs de zeer ervaren advocaten niet in staat zijn om in de buurt te komen van een inkomen ex schaal 12 voor rijksambtenaren zoals voorgesteld door de commissie-Wolfsen. Er is sprake van dalende bruto praktijkomzetten. Daarnaast is de werkweek langer - voor de grootste groep 37-45 uur - en is er minder vakantie namelijk gemiddeld zo'n 4,5 week.
Uit de enquête blijkt tevens dat de meeste advocaten meerdere rechtsgebieden moeten doen om hun praktijk draaiende te houden. Er wordt nog steeds vaker een algemene praktijk gevoerd dan een specialistische praktijk, met uitzondering van de groep advocaten die personen &familierecht doet.
De VSAN heeft de uitkomsten van de enquête gemeld aan de commissie-Van der Meer die momenteel onderzoek doet naar de puntentoekenningen (vergoedingen die advocaten per zaak ontvangen) in de gesubsidieerde rechtsbijstand.