Folkert Jensma snijdt in zijn column van 4 november jl. de kwaliteit van de advocaat in de gefinancierde rechtsbijstand aan. Hij haalt aan dat het recent gepubliceerde rapport van Van der Meer c.s. vermeldt, dat met name de kwaliteit van de advocaten in het familierecht te wensen overlaat. Hij onderbouwt de slechte kwaliteit van de toevoegadvocaat vervolgens met voorbeelden uit andere rechtsgebieden (schuldsanering en bijstandsuitkeringen) en zijn eigen ervaringen als observator van de strafrechtadvocaten, maar dat terzijde. Waar de conclusie aangaande de kwaliteit van de familierechtadvocaten in het stelsel op gebaseerd is, dat blijkt helaas nergens uit.
Dit is ook niet door Van der Meer c.s. onderzocht. In het rapport wordt het veronderstelde kwaliteitsgebrek in een alinea genoemd en verder niet onderbouwd. Het betreft hier een aanname. Wellicht gebaseerd op ervaringen en uitspraken van mensen die de Commissie gesproken heeft, maar ook dat blijft gissen. Feit is dat kwaliteit niet onderzocht is en ook niet het doel van onderzoek betrof, maar wel meer aandacht verdient.
Het doel van onderzoek was de herijking van het forfaitaire puntensysteem, met andere woorden: of de tijdsbesteding per zaak nog wel in de pas loopt met de vergoeding die daarvoor verkregen wordt. Dat blijkt over de hele linie niet het geval en met name niet in het familierecht. Dat moet dan wel haast ten koste gaan van de kwaliteit, is dan vervolgens de aanname.
Verschillende familierechtadvocaten uit onze Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) teren liever in op hun eigen portemonnee (zolang dat nog gaat) dan dat zij kiezen voor inboeten aan kwaliteit. Omzetten zijn in de afgelopen vier jaren, waarin al flink bezuinigd is, drastisch gedaald. Daarmee is een kwaliteitsbehoud niet onderbouwd, maar het tegendeel ook niet.
Het staat buiten kijf dat de kwaliteit van de gehele beroepsgroep goed moet zijn. En trouwens ook voor iedere andere beroepsgroep. Overal in de samenleving komen mindere goden voor, die het vullen van hun eigen portemonnee vooropstellen aan de kwaliteit die ze de klant leveren. Echter, juist waar het gaat om rechtsbijstand aan kwetsbare burgers, is kwalitatief hoogwaardige rechtsbijstand essentieel.
Waar wij als familierechtadvocaten van de VSAN geen enkele moeite mee hebben is, dat er ingezet wordt op aandacht voor hoogwaardige kwaliteit onder beroepsgenoten.
Waar wij wel moeite mee hebben is, dat over ons als beroepsgroep al geoordeeld wordt, zonder dat er ooit objectief en een -met het commercieel werkende deel van de beroepsgroep- vergelijkend, kwalitatief onderzoek gedaan is. Ook is überhaupt niet vastgesteld wanneer er sprake is van kwaliteit. Wat is de lat waarlangs die kwaliteit dan gemeten is? Wint een goede advocaat al zijn zaken of is de advocaat goed als hij de zaken juist bij de rechter weghoudt? Is een advocaat goed als de cliënt tevreden is? Of doet een familierechtadvocaat zijn werk goed wanneer hij bij een scheiding bijv. een werkbaar compromis bereikt? En als dat pas na een beroepszaak lukt? Over deze en andere zaken is binnen en buiten de beroepsgroep geen consensus. Het verschilt vaak per geval.
Het verdient aanbeveling om deze discussie breed te voeren en daarna gedegen onderzoek te doen.
De familierechtadvocaten van de VSAN hebben de Commissie Van der Meer, maar ook het ministerie in reactie op het wetsvoorstel duurzaam stelsel begin dit jaar, laten weten voorstander te zijn van het op zo kort mogelijke termijn invoeren van meer intercollegiale toetsing, peer review en intervisie. Dat zijn bij uitstek instrumenten waarmee ondermaatse kwaliteit opgespoord kan worden en aan banden gelegd. Juist in het familierecht is het belangrijk dat beide betrokken advocaten niet alleen over de-escalerende vaardigheden beschikken, maar deze ook aanhoudend inzetten. Opleidingseisen verhogen en meer specialisatie, het lidmaatschap van een specialisatievereniging, zoals het rapport van Van der Meer c.s. suggereert, biedt geen garantie dat die vaardigheden in de praktijk ook worden toegepast. Wij zien in onze eigen dagelijkse praktijk dat het lidmaatschap van een specialisatievereniging niet per se de-escalerend procesgedrag met zich meebrengt.
Voer daarom eerst onderzoek uit naar de kwaliteit en stel vast wat de kwaliteitseisen zijn. Voer kwaliteitsbevorderende maatregelen zoals intercollegiale toetsing, peer review en intervisie wel zo snel mogelijk in. Maar het verhogen van opleidings- en specialisatie-eisen, vóórdat de vergoedingen aangepast zijn en de kwaliteit van de familierechtadvocaten in zowel de toevoeg- als de commerciële praktijk onderzocht is, is te voorbarig. Men kan niet beginnen met de kosten en de tijd die gemoeid zijn met opleiding verder te verhogen, terwijl de vergoedingen, waarvan geconcludeerd is dat deze reeds lange tijd ver beneden de maat zijn, nog niet bijgesteld zijn. Waar wil men dat de betrokken sociaal-advocaat het nog van betaalt dan?
Karin van Lotringen, Hemony Advocaten
Margó Spekschoor, Van Kempen c.s. Advocaten
Samira Bouddount, Advocatenkantoor Bouddount
Ariane Hendriks, Van Kempen c.s. Advocaten
Roberto de Bock, Spuistraat 10 Advocaten
Margreet de Boer, Van Kempen c.s. Advocaten
Heidi Lichteveld, Advokatenkollektief Oost
Hinka Hoekstra, Advocatenkantoor H.M.E. Hoekstra
Els van Blokland, Advokatenkollektief Oost
Karolien Withagen, Jaasma de Winter Advocaten
Ruth Achttienribbe, Achttienribbe Advocatuur
Sanny Jurkovich, Oosterwijk Advocatuur