Enkele passages in het opiniestuk van mr. Bert van Mieghem (NRC Opinie 31 oktober 2017) kunnen niet onweersproken blijven. Weliswaar wordt in het rapport van de Commissie Van der Meer, de commissie die onderzoek heeft gedaan naar – onder meer – de vergoedingen in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand, geconcludeerd dat kwaliteit niet over de hele linie kan worden gegarandeerd, maar dat advocaten die uitsluitend werken op basis van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand niet de best toegeruste advocaten zijn ‘die overblijven in het afvoerputje’ is pertinent onjuist.
De opdracht tot het doen van onderzoek door de commissie is onderdeel van de wens van de regering te komen tot een nieuw duurzaam stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Vrij breed wordt de opvatting gedeeld dat sprake is van ernstig achterstallig onderhoud met betrekking tot het stelsel, met name waar het betreft de financiering van zaken. De commissie concludeert dat de vergoedingen op veel rechtsgebieden ver achterblijven bij de daadwerkelijke tijdsbesteding (die liefst twintig jaar (!) geleden voor het laatst is vastgesteld). Daar bovenop heeft (ook, naast het OM en de rechterlijke macht) de gefinancierde rechtsbijstand zwaar geleden onder de recente bezuinigingsdrift van de regering: zo werden de vergoedingen – die al slechts ongeveer de helft bedragen van het gemiddelde commerciële tarief - verlaagd met 10% en staan de advocaten die zaken op gefinancierde basis behandelen vanaf 2015 tot en met 2018 op de nullijn.
Dat dit gevolgen heeft voor de kwaliteit staat denk ik niet ter discussie, maar ook nu al kent het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand voor een groot deel relatief zware (toelatings)voorwaarden om bepaalde categorieën zaken in het stelsel te mogen doen. Voorwaarden die waarschijnlijk vanaf 2018 verder worden aangescherpt. Dat de gemiddelde kwaliteit onder de maat zou zijn blijkt nergens uit en daar is ook nimmer baliebreed kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar gedaan.
De kernvraag moet denk ik niet zijn of de commerciële advocatuur weer pro deo moet werken zoals Bert van Mieghem betoogt (nog daargelaten de vraag of dit mogelijk is omdat grote kennis van de specifieke rechtsgebieden en van het maatschappelijk veld essentieel is), maar of de regering eindelijk bereid is - ook financiële - verantwoordelijkheid te nemen voor het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand dat, zo stipuleert ook de commissie, een essentiële en onmisbare pijler vormt in een democratische rechtstaat. Zonder gefinancierde rechtsbijstand was de bed, bad en brood-regeling voor uitgeprocedeerde asielzoekers er bijvoorbeeld nimmer gekomen.
Bas Vlieger, advocaat en bestuurslid Vereniging Sociale Advocatuur Nederland.